KONIJN KIEZEN OP KARAKTER en meer ...
door Maryo van den Berg

Het is opvallend hoe vaak je hoort: “Ik zoek een konijn, maar hij moet lief zijn voor kinderen, welk ras kan ik het beste nemen?” Of: “Ik zoek een konijntje van een ras dat heel klein blijft, anders past hij niet in de kamer. Welk ras is geschikt?”. Zo wordt geprobeerd een konijn naar maat en behoeften te vinden.

Ras-eigenschappen
Op de zoektocht naar het geschikte konijn voor je wensen ga je misschien af op de eigenschappen waar bepaalde rassoorten om bekend staan. Je kiest bijvoorbeeld een Franse hangoor, want dat ras zou wat sullig zijn. Je bent nu in de veronderstelling dat elke Franse hangoor altijd een gemakkelijk konijn is, waar je bijna geen omkijken naar hebt. Of het moet beslist een Hollandertje zijn, want dat ras zou perfect geschikt zijn als gezinsdier. Je denkt nu dat elk Hollandertje een allemansvriendje is en altijd vreselijk lief voor kinderen.
Of je wilt liever een hangoorkonijn dan een konijn met spitse oren, omdat je altijd hoort dat hangoorkonijnen veel vriendelijker en naïever zijn dan de wat vinniger rassen met spitse oren.
Maar bij het zoeken naar een geschikt konijn zou je op heel andere dingen moeten letten dan alleen het ras. Want het punt is, dat geen enkel konijn van geen enkel ras een “standaardkarakter” heeft.
Als een ras in zijn algemeenheid bekend staat als zachtmoedig, wil dat niet zeggen dat elk konijn van dat ras dan per definitie zachtmoedig is. Er zijn net zoveel uitzonderingen op de regel als er konijnen van een bepaald ras zijn. Het is nooit te voorspellen of een uitgekozen konijn zich op de verwachte “ras”manier zal gedragen.
Het is daarom gevaarlijk om te zeggen “hangoorkonijnen zijn ...” of “konijnen met spitse oren zijn...” want hiermee ga je voorbij aan het werkelijke karakter van het individuele dier. Je kunt daardoor een conclusie trekken die helemaal niet klopt.

Aangeboren eigenschappen
Het klopt natuurlijk wel dat we allemaal (dieren zowel als mensen) geboren zijn met een bepaalde persoonlijkheid. We zijn niet helemaal blanco op de wereld gekomen, we hebben genetisch bepaalde karaktertrekken meegekregen. De één is wat opvliegend of juist gematigd, de ander is blijmoedig of juist wat somber van aard. Dat geldt voor mensen, maar ook voor konijnen. Het ene ras is wat bedaarder dan het andere ras. Maar konijnen waarmee gefokt wordt, zowel particulier als bedrijfsmatig, worden over het algemeen niet op karakter gefokt maar enkel op uiterlijk. De voortschrijdende kennis heeft mensen in staat gesteld om een wit konijn met bruine oren, neus, voeten en staart te fokken, in maatje groot (Californiër) en in maatje klein (Himalaya). Wat kleur en beharing betreft zijn de genetische mogelijkheden bijna ontelbaar. Maar er bestaat geen gen met de naam “geschikt voor kinderen” of “graag gepakt worden”. Het is onmogelijk om een konijn te fokken met een aangeboren plezier om door kleine plakkerige handjes gepakt te worden.

Geen standaard-karakter
Zelfs als je zou kunnen spreken van een “Franse hangoor-persoonlijkheid” of van een “Hollandertje-persoonlijkheid”, of noem maar op, dan zijn er binnen deze rassoorten toch altijd uitzonderingen, variaties en tegenstrijdigheden.
Je kunt een Franse hangoor treffen die helemaal niet sullig is, maar die fel het territorium bewaakt, of niets van kinderen wil weten. Of misschien iets tegen vrouwen heeft, of juist tegen mannen. Een Franse hangoor is niet in alle gevallen persé gemakkelijker dan een dwergkonijntje. Het Hollandertje dat je zo graag wilde hebben blijkt misschien ineens helemaal niet zo’n leuk allemansvriendje te zijn. Het dier wil beslist niet opgepakt worden en wil het liefst met rust gelaten worden. Je hangoorkonijn blijkt veel territorialer en moeilijker in de omgang te zijn dan het vriendelijke en gemoedelijke spitsoorkonijn van de buren.
Hieruit blijkt dat je je lelijk kunt vergissen als je blind vertrouwt op de karaktereigenschappen van een bepaald ras. Elk konijn, ongeacht het ras, heeft een eigen karakter. Binnen elk ras, welke eigenschap dat ras ook wordt toegedicht, vind je makkelijke en moeilijker konijnen.

Karakter doorgronden
Het loont daarom meer om te proberen het karakter van een individueel konijn te doorgronden, om het dier te vinden dat je zoekt. Dat eigen karakter is immers belangrijk, niet het uiterlijk of dat je de kleur van de vacht wel of niet mooi vindt.
Het karakter van een konijn valt, ras of geen ras, in de meeste gevallen af te lezen aan de gezichtsuitdrukking en de lichaamstaal. Als je goed oplet kun je de verschillen leren zien.
Bijvoorbeeld hebben zachtmoedige konijnen een uitgesproken zachtmoedige uitstraling. Deze konijnen maken zich niet zo druk en reageren laconiek op de dingen om zich heen. Ze laten zich makkelijk aaien en hun vertrouwen is snel gewonnen. Tobberige konijnen kijken beslist tobberig, deze dieren rollen zelden op hun zij of liggen zelden op hun buik met de achterpoten languit gestrekt. Deze dieren zijn aanvankelijk meestal wat wantrouwig naar handen, maar hun vertrouwen is met geduld te winnen. Bij een pittig konijn straalt de energie uit de ogen en de uitdrukking is kordaat te noemen. Pittige konijnen hebben over het algemeen weinig geduld om zich te laten aaien, ze zoeken naar actie of naar lekkers wat je misschien bij je hebt.
Als je een konijn kiest vanwege het karakter van dát ene dier, en niet vanwege een idee wat je hebt over het vermeende karakter van het hele ras, dan zul je niet snel teleurgesteld worden. Het konijn zal zich immers gedragen naar zijn karakter, en daar heb je hem juist op uitgekozen.

Beste keuze
Als je bepaalde voorwaarden stelt aan het karakter, dan kun je beter niet met een heel jong konijntje beginnen. Het karakter van een jong konijntje is immers nog volop in ontwikkeling en je weet nooit precies waar dat op uitkomt. Het beste kun je daarom een konijn kiezen waarvan het karakter al helemaal gevormd is: een volwassen konijn. Het prettige van het kiezen voor een ouder konijn is ook nog dat je dan de puberteit overslaat. Puberteit is een levensfase die -gelukkig- wel voorbijgaat, maar waarin een konijn het de eigenaar knap lastig kan maken.
De beste kans om het konijn naar je wensen te vinden maak je in een konijnenasiel. Daar zitten konijnen in alle soorten en maten (ook raskonijnen) en in alle leeftijden. Het voordeel van een konijnenasiel is dat de asielhouder je al behoorlijk kan informeren over het karakter van de konijnen die er zitten. Wanneer het konijn er pas gekomen is, dan is er natuurlijk minder over bekend dan wanneer het dier er al een tijdje zit. In het asiel kunnen ze vertellen of een bepaald konijn afstandelijk is of juist heel graag geaaid wordt. Of het schrikkerig is of juist heel laconiek. Of het diertje goed bij kinderen kan wonen of juist helemaal niet.

Een voorbeeldje
Je kunt bijvoorbeeld een konijn zien dat je vanwege het uiterlijk onmiddellijk mee naar huis wilt nemen. Je bent helemaal verliefd op het knuffelige diertje. Het is zelfs een Teddy Widder, die erom bekend staat dat het zo’n vriendelijk en aaibaar konijntje is; “een echt schootkonijntje”. De asielhouder zou je in zo’n geval uit de droom kunnen helpen door te vertellen dat precies dit diertje helemaal niet knuffelig is. Hij is juist heel afstandelijk en houdt absoluut niet van kinderen. Hij is gelukkig als hij gewoon konijn mag zijn bij iemand, en niet op schoot. Dat is heel jammer want dat zoek je niet, maar je weet wel direct dat dit konijn geen geschikte keuze is. Je hoeft het niet thuis door schade en schande te leren. De vorige eigenaren van dit diertje hadden zich wel vergist in het karakter. Zij wilden een schootkonijntje dat ze naar hartelust konden knuffelen. Tot hun teleurstelling voldeed dit konijntje niet aan hun verwachtingen, en zo is hij in het asiel beland. Aan het karakter van dit konijntje mankeert niets, maar de mensen pasten er niet bij.

Kiezen op uiterlijk
Dan gebeurt het nog vaak dat een konijn op uiterlijk wordt uitgezocht. Voor een kleine woonruimte wordt een bijpassend kleinblijvend konijntje gezocht. Maar een klein konijntje past niet per definitie goed bij een kleine flat. Dit begrijp je als je een een dwergkonijntje van ‘s morgens vroeg tot ‘s avonds laat, schijnbaar onvermoeibaar, van de kamer naar de keuken ziet racen en weer terug. Het konijntje laat hiermee merken dat hij best veel bewegingsruimte nodig heeft, ook al is hij maar piepklein. Want ook een heel klein raskonijntje heeft veel energie, die hij door actieve lichaamsbeweging kwijt wil raken.Terwijl een groter, of zelfs het grootste, raskonijn in feite misschien juist beter in een kleine flat zou passen. Deze grote dieren moeten, vanwege hun lichaamsgewicht, sneller rusten en zijn daardoor een stuk minder actief dan die kleintjes.

Uitsluitend op uiterlijk of ras een konijn uitkiezen en aanschaffen is verleidelijk, maar in feite dus geen goede manier.
Waar je wat uiterlijk betreft wel op moet letten is de vacht. Langharige kruisingen, dus niet de ‘echte’ Angorakonijnen, hebben een beharing die al klit tijdens het groeien. Deze vacht vergt heel veel dagelijks onderhoud. Heb je daar geen tijd voor of geen zin in, kies dan niet voor een langharige kruising.

Naam kiezen
Als je het karakter van je konijn kent, kun je ook goed een naam verzinnen die daarbij past. Het beste kies je geen naam die lijkt op de woorden “stop” of “nee”, of meer van dat soort woorden. Dit zijn immers woorden die je gebruikt om je konijn iets te verbieden. Je konijn zou in de war kunnen raken als zijn naam op zo’n woord lijkt. Dus geen “Drop”(stop) maar bijvoorbeeld wel “Droppie”, geen “Renee” (nee). Namen zoals “Alexander” of “Antoinette” zijn leuk, maar voor een konijn is het prettiger en begrijpelijker als een naam niet meer dan twee lettergrepen heeft. Namen zoals “Lexie” of “Nettie” liggen beter in zijn gehoor. Een timide of beetje angstig konijn kan beter geen naam krijgen als “Helmut”. Noem je hem “Joepie” dan zal hij daar vanzelf al van opfleuren. Namen die eindigen op “ie” klinken altijd vrolijk, ook voor je konijn.
Zeg, terwijl je je konijn aait, steeds opnieuw zijn naam op een lieve toon, je konijn gaat zijn naam dan als iets heel prettigs ervaren. Kop plat op de grond, knarsetandend van genot vanwege de kroelende vingers, hoort hij steeds zijn naam. Hij zal dan ook heel alert en positief gaan reageren als je zijn naam noemt als hij bijvoorbeeld rondloopt, want zijn naam klinkt als muziek in zijn oren.